
O Cebreiro markeert de overgang van het immense kanton Castillia y Leon naar de autonome provincie Galicië.Vanaf dit punt wordt elke 500m gemarkeerd tot aankomst in Santiago.Bij aanwakkerend daglicht vertrokken Ilary en ik uit Villafranca del Bierzo.We kozen voor de zogeheten Camino Duro, een route voor de buen caminantes (lees: gij die durft) dwars over een bergrug in plaats van langs een betonnen afscheiding van de snelweg.We moesten er gelijk vol in, maar kregen er veel voor terug.Het pad met het ravijn aan de linkerhand gaf hints van de veranderende flora aan de andere kant van de heuvels. Naast de brem en heide ging het pad vrij gecontroleerd verder naar een hooggelegen kastanjebos, waar Ilari en ik zochten naar een geschikte boom voor treehugging. Gniffelend begonnen we aan een kniedodende afdaling naar Trabadelo, waar de weg geregeld een asfaltweggetje kruisde. In Trabadelo stuitten we op vele pelgrims die uit het gewoel van het verkeer gekomen waren. Bij de aubergue moesten we een trap naar beneden, waar in een apart gebouw de bar was ondergebracht. Daar zat een Nederlander van de dertig aan de koffie en wij volgden het voorbeeld voor een desayuno met tostados. Mijn stok was tussen spijlen in de moestuin gevallen en Ilari sprong er met katachtige bewegingen overheen om deze op te halen. Vanuit hier begonnen we aan een vlak gedeelte in de heuvels. Na een ijspauze liepen we verder de heuvel op waar het uitzicht zich verder uitstrekte. In La Faba kwamen we langs een vage albergue met een stel hippies en een voortent. Het heette iets van Albergue Vegetarianos. Toch besloten we door te lopen naar O Cebreiro. De weg was hier steil maar we bleven in recordtempo doorlopen omdat we nog geen pijn voelden. Het was de trek en de honger die dodelijk was. Ik smachtte naar een bocadillo.We passeerden de grens van Galicië met een groot merkteken. Hierna waren voor het eerst de laatste kilometers om de 500 meter gemarkeerd. Boven op de berg kwamen we in O Cebreiro. Dat ongelooflijk toeristisch was ingericht. De ronde huizen van leisteen met rieten daken, de pallozza´s waren een soort schuren die uitbundig werden gefotografeerd. Het had een zeer keltisch karakter, met zelfs doedelzakmuziek in de café´s. De albergue was volgens mij nog gloedjenieuw, met een nieuwe keuken (zonder vaatwerk overigens) waar we werden uitgenodigd om met een bevriende Japanner en Koreaanse pasta te eten. Het weer was guur zoals we gedacht hadden, grijs met af en toe een streepje blauw, de trui bleef aan.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten